“Ik wil doen wat ik wil. Zo gek is dat toch niet?”

‘Hij gaat bij­na met zijn bla­de naar bed’, zegt moe­der Patri­cia van den Hurk. Zoon Jip (9 jaar) rea­geert snel: ‘Nee joh!’ Maar, moet hij erken­nen: zo fijn vindt hij zijn sport­pro­the­se wel. Voet­bal­len, spe­len op het school­plein, ren­nen, lopen; alles is mak­ke­lij­ker met zijn blade.

Jip komt per toe­val terecht bij de Men­te­li­ty Foun­da­ti­on en pro­the­se­ma­ker Frank Jol. ‘We zagen een adver­ten­tie in het plaat­se­lij­ke week­blaad­je van Uniek Spor­ten. Ze zoch­ten kin­de­ren met een beper­king aan hun benen die een half jaar een bla­de wil­den pro­be­ren’, zegt Patri­cia. ‘Nor­maal gooi ik die krant­jes altijd met­een weg, maar toe­val­lig bla­der­de ik er nu wél een keer door­heen.’ Jip is gebo­ren met fibu­la apla­sie, had drie tenen, een wat kor­ter been en mis­te zijn kuit­been. Toen hij ander­half jaar was, werd beslo­ten dat ampu­ta­tie de bes­te oplos­sing was. Van­af dat moment had hij been­pro­the­ses. Dat zijn lan­ge tijd gewo­ne, dage­lijk­se pro­the­ses, maar hoe ouder Jip wordt, hoe meer juist het hulp­mid­del hem beperkt. 

‘Ik zit op hand­bal’, ver­telt hij. ‘Maar ik merk­te dat ik het niet meer kon bij­hou­den, ik was gewoon lang­za­mer dan de rest. Op het school­plein was dat ook zo: mijn vriend­jes waren gewoon snel­ler dan ik. Dat was ver­ve­lend.’ De sport­pro­the­se, het bla­de dat hij mocht pro­be­ren, ver­an­dert alles in één klap. Patri­cia: ‘Op zijn bla­de is Jip zoveel snel­ler. Hij beweegt mak­ke­lij­ker en houdt het daar­door ook lan­ger vol.’ De dage­lijk­se pro­the­se die hij nog altijd heeft staat sinds­dien onge­bruikt in een hoek. ‘Die doe ik alleen aan als we bij­voor­beeld naar een feest­je gaan; het is een beet­je mijn “zon­dag­se been”. Op school draag ik ook gewoon mijn bla­de. Daar kan ik mee voet­bal­len en spe­len op het school­plein. Dat plein is best groot en met mijn bla­de ben ik veel snel­ler aan de overkant.’

Ik wil doen wat ik wil, dat is toch niet zo gek?

Dat ze er bij toe­val ach­ter kwa­men wat er alle­maal moge­lijk is, vindt Patri­cia een kwa­lij­ke zaak. ‘Pas door die adver­ten­tie zag ik dat er ook voor ons meer moge­lijk was’, zegt ze. ‘Wij wer­den daar niet over geïn­for­meerd door onze toen­ma­li­ge pro­the­se­ma­ker. We kre­gen de pro­the­se per post en als er iets was, moesten we bel­len. We heb­ben vaak gezegd dat Jip er behoef­te aan had mak­ke­lij­ker te kun­nen bewe­gen, maar daar werd niks mee gedaan. Pas toen we daar ver­tel­den dat we over gin­gen stap­pen naar Frank Jol, was er ineens van alles moge­lijk. Maar toen was het te laat. Hoe ze bij Frank naar hem kij­ken, hoe lang ze met hem bezig zijn – het gaat soms om mil­li­me­ters, alle uit­leg en aan­dacht, de trai­nin­gen; het is het hele pak­ket­je. Helaas wonen we in de buurt van Eind­ho­ven, anders zou­den we nog veel vaker bij Frank (in Amster­dam, RW) zijn.’

Met zijn sport­pro­the­se heeft Jip inmid­dels de weg gevon­den naar de atle­tiek­baan, waar hij met ple­zier sport – zon­der pro­ble­men. En ook een school­reis­je naar de Efte­ling – rij in, rij uit, veel lopen – is geen pro­bleem, zegt hij met een gro­te lach. Naast zijn sport­pro­the­se wil Jip nu ook zijn dage­lijk­se pro­the­se van Frank. En als het aan de 9‑jarige ligt ook een zwem­pro­the­se. ‘Ik doe bij Frank veel zwem­trai­ning, dus het zou fijn zijn als ik daar­mee kan trai­nen. En ik wil als we bij opa en oma zijn gewoon in het zwem­bad kun­nen. Nu is dat nog las­tig. Ik wil gewoon doen wat ik wil, dat is toch niet zo gek?’

Tekst: Robin Wub­ben
Foto’s: Pri­vé